Smaak proeven heeft een paar onderdelen. In wat je proef en in de tijd.
Let eerst op de elementaire smaken. In wijn zijn dat vooral zuur en zoet, soms wat bitter (zout en umami zijn zelden vast te stellen). Zoet van suikers proef je het eerst en neemt dan af, het zoet van alcohol (alcohol is zoet, daarom kan een volledig droge wijn zonder enige noemenswaardige suikers toch iets van zoet hebben) houdt wat langer aan. Daarna, na een of twee seconden, proef je de zuren in de wijn (als het goed is zijn dit lekkere frisse zuren die de wijn structuur geven). En dan zullen, als ze er zijn (rode wijn), de tannines volgen. Dit is het wat drogende gevoel in je mond, dat een wijn onder meer body geeft. Tannines worden zachter met jaren rijping en zijn dan merkbaar in de structuur, maar steeds minder drogend.
Let op de balans, vooral tussen zuur en zoet. Een wijn met veel zuur bijvoorbeeld kan best veel zoet (alcohol en/of suikers) hebben zonder echt zoet te smaken. Er is dan een mooi evenwicht. Een wijn die soepel wordt genoemd is in feite een wijn die zeker niet zoet is, maar waar de zoete smaken net ietsje meer aanwezig zijn.
Daarnaast proef je ook de aroma’s (het fruit, bloemen, hout) weer. Eigenlijk doet niet je mond maar je neus dat, omdat de geurstoffen via je mond ook weer in de neus komen. De Fransen noemen dit prachtig het arome de bouche. Let hierbij op, want een heel fruitige wijn geeft bijvoorbeeld soms zoete associaties, terwijl de wijn eigenlijk weinig zoete smaakstoffen heeft. Als je zou willen om echt alleen de elementaire smaken te proeven, dan kun je eens proberen je neus dicht te knijpen…